(snikte, heeft gesnikt),
1. hikkende krampachtige bewegingen maken bij het schreien, en vand. als term voor schreien: zij snikte hevig;
2. snikkende zeggen: „nog nooit,” snikte zij;
3. (gew.) schokkende bewegingen maken; — de molen snikt, maalt zeer langzaam, staat bijna stil.