Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SNAP

betekenis & definitie

I. m.,

1. schielijke beweging met de mond, hap : de hond had het in één snap ; — het was in (een hap en) een snap gedaan, in een ogenblik;
2. (veroud.) gesnap: gij hebt te veel snaps, praat te veel.

II. v. (-pen), (geneesk.) laatvlijm, lancet.

< >