(sluimerde, heeft gesluimerd),
1. zacht, doch onvast slapen, dutten : nog een ogenblik en ze sluimert;
hij sluimert reeds in 't graf, hij is reeds dood en begraven;
2. verborgen aanwezig zijn ; tijdelijk niet actief, buiten werking zijn: in die jongen sluimert een voortreffelijke aanleg; de sluimerende partijschappen laaiden weer op.