I. SLOOF
v. (sloven),
1. (Zuidn.) omgeslagen rand van een kledingstuk ;
2. voorschoot, boezelaar : een man met een blauw sloofje voor zijn buik ;
3. dekbalk van een schoeiing; sloven van een paaljuk, dwarsbalk.
II. SLOOF
v. (sloven),
1. vrouw die veel en zwaar werk doet: het is een echte sloof ; — vrouw op leeftijd wie men kan aanzien dat zij veel gewerkt en getobd heeft;
2. stakker : die arme sloof.