(schuilde of school, heeft geschuild of gescholen),
1. zich verbergen, verborgen zijn: achter een boom schuilen; de zon schuilt achter een wolk;
2. (zeew.) de wind gaat schuilen, het waait minder, het wordt windstil; — (fig.) als men vraagt wie het gedaan heeft, dan schuilt de een achter de ander, zij geven elkaar de schuld; — er schuilt iets bij haar, zij verbergt iets; daar schuilt iets achter, dat is niet pluis; er schuilt een adder onder het gras, zie Adder; — (in verzwakte bet.) zich ophouden: waar mag hij toch schuilen? ik zie hem tegenwoordig niet meer;
3. te zoeken zijn : de oorzaak daarvan schuilt in... ;
4. beschutting zoeken (inz. tegen regen en onweer): voor de regen schuilen onder een boom ; even schuilen voor het onweer.