Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schouw, stookplaats

betekenis & definitie

v. (-en),

1. stookplaats: het takkenvuur in de schouw;
2. hoge en wijde, al of niet op pilaren steunende overdekking van een stookplaats : in de zaal bevindt zicht een fraaie gebeeldhouwde schouw;
3. schoorsteenmantel;
4. (vero., Zuidn.) schoorsteen, inz. de pijp boven op het dak : de rook steeg vriendelijk uit de schouw; daar gaat niets verloren dan de rook van de schouw, men is er zeer zuinig.

< >