Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schorpioen

betekenis & definitie

m. (-en),

1. naam van een onderorde der spinachtige dieren (Scorpionidae) die zich onderscheiden doordat hun tot een staart verlengd achterlijf in een giftstekel eindigt; hun onderkaken zijn met scharen gewapend ; zij hebben 8 poten en brengen levende jongen ter wereld ; de voornaamste soorten zijn de Europese schorpioen (Scorpio europaeus), 4 tot 5 cm lang, en de Afrikaanse schorpioen (Sc. afer), die wel 15 cm groot wordt;
2. smartelijk wondende gesel, bestaande uit een darmvormig, met zand opgevuld en met scherpe stekels bezet lederen werktuig ; met schorpioenen geselen, met de gestrengste tuchtmiddelen kastijden (1 Kon. 12 : 11);
3. sterrenbeeld, achtste teken van de dierenriem;
4. (Zuidn.) hagedis;
5. (hist.) eenarmige katapult, onager.

< >