Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Scharrelaar

betekenis & definitie

m. (-s),

1. iem. die scharrelt; die zich moeilijk of onbeholpen voortbeweegt; slecht schaatsenrijder;
2. iem. die nu eens dit, dan weer dat ter hand neemt om zijn brood te verdienen: het is zo'n scharrelaar; — iem. die slechts met moeite in zijn onderhoud voorziet;
3. iem. die er op uit is ongeregelde en onernstige liefdesbetrekkingen aan te knopen;
4. naam van een geslacht van vogels, inz. de gewone scharrelaar (Coracias garrulus), zo groot als een kerkkauw, maar slanker; in ons land wordt hij slechts zelden gezien; — in het mv. als naam voor de orde (Coraeiae) waartoe dit geslacht behoort.

< >