Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schapraai

betekenis & definitie

v. en o. (-en), (gew., Zuidn.) kast met boorden, bep. etenskast, provisiekast; — drinken op Maaike in ’t schapraaike, Oudhollandse dronk op de goede afloop van een aanstaande bevalling; — (Zuidn.) in St. Anna’s schapraai zitten, ongehuwd blijven (van vrouwen); — de schapraai hangt er hoog, de kost is er schraal; de muizen sterven er in 't schapraai, daar heerst grote armoede.

< >