(schakeerde, heeft geschakeerd),
1. (eig.) op de wijze van de vakken van een schaakbord schikken;
2. met afwisseling van kleur schikken: het bont geschakeerde bloementapijt;
3. een zachte overgang in kleuren maken; kleuren ineensmelten ;
4. (muz.) allengs in sterkte doen toe- of afnemen ;
5. (in vrij gebr.) met afwisseling schikken of samenstellen, afwisselen: zang met snarenspel schakeren ; die redenaar weet zijn uitdrukkingen goed te schakeren.