Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Sausen

betekenis & definitie

(sauste, heeft gesaust),

I. overg.,
1. met een saus toebereiden of overgieten; meest fig., veraangenamen: het leven, zijn gesprek sausen;
2. (stenen wanden) met een saus in de bet. 3. bestrijken;
— houtsoorten nabootsen met een olie- of watersaus;
3. tabak sausen, drenken in een of ander vocht om er een betere geur of smaak aan te geven;
4. berispen: iem. duchtig sausen;

II. onoverg., stortregenen: het zal gaan sausen.

< >