Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Satan

betekenis & definitie

1. naam van de vorst der gevallen engelen, de duivel; de Satan is in hem gevaren, het is een duivel van een vent;

2. als zn. m. (-s), (fig.) boosaardig, duivels persoon; ook wel van vrouwen gezegd: een satan van een wijf;
3. (oneig.) verzoeker, verleider.

< >