Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Rozet

betekenis & definitie

I. (<Fr.), v. (-ten),

1. versiering van concentrische vorm gelijkende op een roos, hetzij als figuur of als voorwerp, o.a. ter afsluiting aan muren en zolderingen; van band of lint vervaardigd op de kleding gedragen.
2. (diam.) roosje, steentje zodanig geslepen dat tegenover de vlakke onderkant twee rijen driehoekige facetten staan, waarvan de bovenste in het midden in een punt samenkomen.
3. (wisk.) zekere kromme: vierbladige rozet.
4. (plantk.) krans bladeren aan de voet van een stengel, wortelrozet.
5. ronde knobbelige schijf koper, zoals het uit de reverbeeroven komt.

II. (<Fr.), v., naam waaronder de grote poon of grote zeehaan op onze markten verkocht wordt.

< >