Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Rozenkrans

betekenis & definitie

m. (-en),

1. krans van rozen gevlochten; zinnebeeld der maagdelijkheid en der vreugde, inz. als hoofdtooi.
2. ornament of figuur gelijkend op een krans als onder 1.
3. (R.-K.) gebedskrans of gebedenreeks van 15 maal 10 Ave Maria’s, ieder tiental voorafgegaan door een Onze Vader en gevolgd door een Gloria Patri: de rozenkrans bidden; — snoer bestaande uit 15 maal 10 kleine kralen, waarop telkens een grote volgt; bij elke kleine wordt een Ave Maria, bij iedere grote een Onze Vader gebeden; er aan hangen een crucifix en enige kralen voor inleidende gebeden; — ook als naam voor een dergelijk voonverp dat door de Mohammedanen en in Indië door Brahmanen en Boeddhisten gebruikt werd en wordt als middel voor de contemplatie [Sanskrit japamâlâ = gebedskrans];
4. rozenkransje, een op droge zand- of heigrond groeiend plantje (Antennaria dioica).

< >