Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Rosmarijn, rozemarijn

betekenis & definitie

m., altijdgroene heester (Rosmarinus oficinalis) uit de familie der lipbloemigen, die langs de kusten der Middellandse Zee op rotsachtige, zonnige hellingen in grote menigte in ’t wild groeit; een welriekende plant met dikke, smalle donkergroene, van boven glanzende, van onderen viltachtige bladeren en donkerblauwe lange bloemtrossen, eert. inz. als bruidstooi gebezigd; wilde of Boheemse rosmarijn, moeraspalm.

< >