Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Root

betekenis & definitie

I. v. (roten),

1. het staande water waarin of de plaats waar vlas te roten ligt of geroot pleegt te worden.
2. hoeveelheid vlas of hennep die in eens geroot wordt.
3. geroot vlas.

II. m., het roten van vlas of hennep.

III. rote, v. (roten), (Zuidn.) rij: vier roten fruitbomen;op de root, op roten, op de rij, oprijen; te root, op de beurt; achtereenvolgens, achtereen; — de root schuiven, rootje schuiven, in de rij staan.

< >