(wandelde rond, heeft en is rondgewandeld),
1. wandelend een kring of de omtrek van iets volgen: ik heb een paar maal de stad rondgewandeld;
2. wandelen in alle richtingen in de genoemde ruimte;
3. her en der, zonder bepaald doel wandelen: hij heeft ruim een uur met zijn kindje rondgewandeld; — (oneig.) zich her- en derwaarts begeven, rondgaan op aarde of onder de mensen, en zich daardoor nu hier dan daar bevinden: Jezus heeft op aarde rondgewandeld.