(leidde rond, heeft rondgeleid),
1. in een kring, om de genoemde ruimte heen — ofwel (gewoonlijk) langs een bepaalde route (binnen zekere ruimte) leiden, inz. zo dat men terugkomt op het punt van uitgang: iemand over een tentoonstelling rondleiden.
2. her- en derwaarts leiden, overal waar men gaat met zich voeren of doen gaan, inz. ter bezichtiging: de slager heeft de paasos de stad rondgeleid.
3. naar de rij af bij elke persoon of elk voorwerp in zekere kring brengen.