m. (-ten),
1. pot met een (varkens)blaas overspannen, waardoor men in het midden een rietje gestoken heeft dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt: met de rommelpot lopen, op Driekoningen daarmee langs de deur lopen onder het zingen van liedjes;
2. (Zuidn.) knorrepot, pruttelaar.