bn. (-er, -st),
1. beweeglijk, druk, levendig: de jongens zijn vandaag erg roerig; zij is vandaag heel roerig, druk bezig;
2. wanordelijk of de orde verstorend: het was in de stad nogal roerig; een roerig lid;
3. (gew.) neiging hebbend tot buikloop.