v. (-en),
1. het richten (in de bet. 3. en 5.): richting nemen op, richten op ; — de juiste richting van het geweer;
2. (veroud.) bestuur, leiding : Jozef II wilde de godsdienst onder zijn richting hebben (Conscience);
3. zijde of kant waarheen iets of iem. is gewend of geplaatst of waarheen iem. gaat: in welke richting is hij gegaan? ; — zijn studie gaat in een andere richting, strekt zich over andere onderwerpen uit;
4. gezindheid, denkwijze, geest: de reactionnaire richting in de politiek ; de klassieke richting in de letterkunde; de nieuwe richting.