I. m. (-s),
1. bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens;
2. (oneig.) vet in het menselijk lichaam (vrijwel vero., gemeenz.): mijn reuzel smelt in mijn lijf van de warmte ; — (plat) vreet je reuzel(s) maar niet op, maak je maar niet zo driftig ; het is om je reuzel te scheuren, om hels, duivels te worden.
II. v., vet van de reuzel (I, 1.): in reuzel gebakken ; — (zeew.) talk.