bn. bw. (-er, -st),
1. de afmetingen hebbende van een reus, op een reus gelijkende; bovenmatig groot, lang, zwaar : een reusachtige gestalte; reusachtige brokken graniet; een reusachtig bedrijf;
2. bw. van graad, uitermate: het was er reusachtig druk ; hij kan reusachtig hard lopen; dat vind ik reusachtig aardig van je;
3. (vand. als praedicaatsw., gemeenz.) dat is reusachtig! prachtig, heerlijk, buitengewoon geschikt.