(<Fr.), o.,
1. eerbied, achting: respect voor iem. koesteren; iem. met respect bejegenen; — daar heb ik respect voor, a. daar heb ik eerbied, bewondering voor; b. daar heb ik ontzag voor, ben ik bang van; — uit respect voor hem, uit eerbied voor hem ; — met alle respect gezegd, vergoelijkende formule bij wat een weinig te kras gezegd wordt; — (Zuidn.) zich op zijn respect houden, zelfrespect hebben;
2. opzicht: in dit respect.