Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Repeteren

betekenis & definitie

(repeteerde, heeft gerepeteerd), (<Fr.),

1. herhalen, nog eens zeggen of doen;
2. (een toneel- of muziekstuk enz. dat ingestudeerd wordt) bij wijze van proef op- of uitvoeren ; — met iem. geschiedenis repeteren, samen instuderen; (ook) ze hem inpompen ; — als repetitor werkzaam zijn, resp. bij een repetitor studeren;
3. (rek-.) (van de gedeeltelijke quotiënten bij het delen van gemengd tiendelige getallen en tiendelige breuken) in een geregelde volgorde weerkeren; zuiver repeterende breuken. waarbij alle cijfers achter de komma herhaald worden; onzuiver of gemengd repeterende breuken, die maar ten dele repeteren.

< >