(<Fr.), o. (-en),
1. herhaling van dezelfde woorden of versregels aan het einde van de opeenvolgende coupletten van een lied of gedicht;
2. (letterk.) strofisch gedicht waarvan iedere strofe dezelfde spreukmatige slotregel heeft, zoals in de 15de tot 17de eeuw (door de rederijkers) geschreven werden: refreinen in ’t zot, amoureus en wijs; — in deze bet. spelt men vaak referein;
3. (fig.) iets waarop men telkens terugkomt.