(rafelde, heeft en is gerafeld),
1. (onoverg.) (van een weefsel) aan de rand het verband verliezen, uiteenvallen in afzonderlijke draden: dat goed rafelt erg;
2. (overg.) door aan de rand draden uit te halen maken: u kunt er zelf franje aan rafelen;
3. (overg.) het verband van een weefsel losmaken, draden uitpluizen: het kind was een lapje aan het rafelen.