v. (-s),
1. (meestal mv.) gedeelte van een draad van schering of inslag dat uit het verband van het weefsel is losgeraakt: de rafels hangen er bij; de rafels van zijn broekspijpen;
2. plaats waar de inslag versleten en de schering nog gaaf is: het jurkje is oud: de sneeuwvlok jaagt door rafel en door scheur.