(<Hebr., eig.: mijn meerdere), m. (-’s),
1. titel van een Joods godsdienstleraar, wanneer men hem aanspreekt;
2. ben. voor een Joods godsdienstleraar: naar de rabbi gaan ;
3. (Zuidn.) persoon die ongunstig bekend staat, hetzij wegens zijn oneerlijkheid, zijn gierigheid of wegens zijn vals of twistziek karakter.