Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Rabauw

betekenis & definitie

(<Fr.), m. {-en) (inz. litt. t.),

1. landloper, vagebond, rondtrekkend bedelaar;
2. ruw, losbandig persoon; iem. van het minste allooi: rare, lompe rabauwen;
3. schelm, schurk, galgenaas : rabauwen van jongens ;
4. soort van winterappel, grauwe renet.

< >