Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pruttelen

betekenis & definitie

(pruttelde, heeft geprutteld), I. het geluid maken van en vand. als term voor zachtjes koken, borrelen (op het vuur): de rijst staat te pruttelen; — morren, binnensmonds mopperen: wat heeft hij te pruttelen? waarover is hij ontevreden?

< >