Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Prunel

betekenis & definitie

I. v. (-len), ben. voor van de schil en de stenen ontdane, gedroogde witte pruimen, inz. uit de Palts en uit Italië;

II. (<Fr.), o., zekere dichte, oorspr. zijden, later ook wollen stof, zwart van kleur, waarvan mantels en ook de bovenkant van vrouwenschoenen worden gemaakt.

< >