Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Propria auctoritate

betekenis & definitie

(Lat.), op eigen gezag, eigenmachtig ; — pro'pria cu'res, bemoei je met je eigen zaken ; pro'pria do'mus om'nium op'tima, eigen huis is liet beste van alle huizen ; — pro'pria laas sordet, eigen roem stinkt (is niets waard): —pro'pria ma'nu, eigenhandig; — pro'pria quae ma'ribus, dingen die passen voor echtgenoten (huisvaders); — pro'pria vine'ta cae'dere, zijn eigen wijngaarden omhakken ; zijn eigen glazen ingooien.

< >