Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Praktizeren

betekenis & definitie

vpraktizeerde, heeft gepraktizeerd), (<OFr.),

1. als advocaat, notaris, arts de praktijk uitoefenen : hij praktizeert sinds jaren ; — het teg. deelw. als bn.: een praktizerend geneesheer;
2. (R.-K.) zijn kerkelijke plichten vervullen: een praktizerend Katholiek.

< >