Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Poon

betekenis & definitie

I. v. (ponen), vaartuig op de Hollandse en Zeeuwse binnenwateren gebezigd: de poon gelijkt veel op de tjalk, doch is voor en achter minder hoog.

II. m. (ponen), knorhaan (Trigla), een geslacht van zeevissen op onze kusten: men onderscheidt de grote poon (T. hirundo) en de kleine poon (T. gurnardus).

< >