I. m. (-s), unster, een soort van evenaar met aan de ene zijde een haak en aan de andere een gewicht dat men af- en aanschuift.
II. m. (-s), (gew.) lange paal of balk die in de lengte over een voer hooi, stro of koren wordt gelegd en aan de voor- en achterkant met touwen wordt aangehaald om de vracht bijeen te houden.
III. (<Fr.), m. (-s), (Zuidn.) mandje.