Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Poel

betekenis & definitie

I. m. (-en), moeras, stilstaand water, vijver; —(fig.) zich wentelen in een poel van onreinheid; de poel der hel.

II. m. (-en). poeleke. III. v. (-en),

1. (gew.) jonge eend ;
2. (Zuidn.) jonge kip ;
3. liefkozende benaming voor een meisje of voor kinderen: o! melieve poeleke (begin van een vroeger bekend versje).

< >