Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Plaan

betekenis & definitie

I. (<Fr.), (planen),

1. (bij steenvormers) stuk hout waarmee de overtollige klei van de vorm wordt afgestreken;
2. stuk hout waarmee de metselaars de kalk gelijk strijken;
3. houten schopje voor het uitscheppen en roeren van verf;

II. m. (planen) (Zuidn.) plataan;

III. m. esdoorn (Acer pseudoplatanus).

< >