Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pion

betekenis & definitie

(<Fr.), m. (-nen), (schaakspel) het schaakstuk van de minste waarde, boer: een pion nemen; een pion tot koningin brengen, een pion die de zg. damlijn bereikt heeft tot koningin maken; met een pion coiffé spelen, met een bepaalde pion mat zetten.

< >