Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pekelen

betekenis & definitie

(pekelde, is en heeft gepekeld),

1. (onoverg.) (van zout) beginnen te smelten, tot pekel worden: het zout begint te pekelen;
2. (onoverg.) met zout doordrongen worden : het spek, vlees pekelt goed ; de snijbonen beginnen al te pekelen, ze worden reeds goed zout; —

(onoverg.) (jag.) urineren: door op de blaas te drukken het haas laten pekelen;

4. (overg.) in de pekel zetten of leggen : vlees, haring pekelen;
5. (overg.) (koperwerk) in een bijtende vloeistof leggen om het te zuiveren ;
6. (overg.) met pekel begieten: de rails van de tram worden ’s winters bij sneeuw en vorst gepekeld : — kaas pekelen, pekel of zout aan de wrongel in de kaasbak toevoegen, ter bestrijding van rijzing;
7. (overg.) ’(Zuidn.) (iem.) aframmelen.

< >