Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Pari

betekenis & definitie

I. (It. al pari),

i. bw., gelijk aan waarde, honderd ten honderd : de ivissel staat pari, de koersen wegen tegen elkander op;

ii. zn. o., pariteit: de fondsen staan op pari; boven, onder of beneden pari kopen, verkopen; in gewone tijdsomstandigheden keert de koers der muntspeciën spoedig weer op het pari terug.

II. (Fr.), m. (-’s), weddenschap: met iem. een pari aangaan.

< >