(paleerde, heeft gepaleerd), (<Fr. polir), (Zuidn.)
1. tooien, opschikken, versieren: zij was gepaleerd met lintjes en strikjes.
2. (scherts.) iem. paleren, hem lelijk toetakelen.
Gepubliceerd op 01-01-2021
betekenis & definitie
(paleerde, heeft gepaleerd), (<Fr. polir), (Zuidn.)
1. tooien, opschikken, versieren: zij was gepaleerd met lintjes en strikjes.
2. (scherts.) iem. paleren, hem lelijk toetakelen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: