Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Paasei

betekenis & definitie

o. (...eieren), ei gelijk men op het Paasfeest pleegt te schenken en te eten; soms een gewoon, doch meestal een voor deze gelegenheid gekleurd en versierd ei: één ei is geen ei, twee eiers is een half ei, drie eiers is een paasei; — inz. nagemaakt ei van suiker of chocolade: een netje met paaseitjes; — (spr.) men moet geen paaseieren op Goede Vrijdag eten, men moet een feest niet vieren voor het gekomen is.

< >