(kookte over, heeft en is overgekookt), (onoverg.)
1. bij het koken overlopen: het water, de pap kookt over; — met subjectsverwiss.: de ketel kookt over;
2. (techn.) (van water) met de stoom meegevoerd worden, opkoken: het overkoken van het water in de stoomketel wordt ook pruimen genoemd.