Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Overhouden

betekenis & definitie

(hield over, heeft overgehouden),

1. gedurende een zekere, meestal beperkte tijd bewaren of in stand doen blijven: melk kan mens zomers haast niet overhouden, tot de volgende dag in goede toestand bewaren; die appelen kan men goed overhouden, gedurende de winter blijven zij goed: — van dieren en planten: door de winter heen, tot het volgend jaar in leven houden: geraniums houden wij altijd over; ossen worden met meel en koeken de winter overgehouden;
2. (van scholieren) over de gewone tijd houden (niet alg.): omdat ons werk nog niet af was, zijn wij een poos overgehouden;
3. nog over hebben, behouden: van al zijn kinderen heeft hij er maar twee overgehouden; wij houden meestal wat eten over; ik heb nog een gulden overgehouden, niet uitgegeven; — in de rekenk.: als ik van tien vier aftrek, houd ik zes over; als gevolg bewaren: uit die ziekte kan men licht iets overhouden;
4. niets te wensen overlaten (alleen in de negatieve uitdr.): dat houdt niet over, het kon beter; zijn gedrag en zijn vlijt houden niet over, behoorden beter te zijn.

< >