(haalde overhoop, heeft overhoopgehaald),
1. dooreengooien, in wanorde brengen: die meid heeft geen slag van werken, alles haalt zij tegelijk overhoop; met de grote schoonmaak wordt alles overhoopgehaald;
2. (fig.) in een gesprek of rede van allerlei op ongeregelde wijze, te pas of te onpas te berde brengen.