(stemde overeen, heeft overeengestemd),
1. dezelfde stem, dezelfde toon hebben: de viool met de piano stemmen niet overeen;
2. overeenkomen, stroken, kloppen met: hun verklaringen stemmen niet overeen; zijn woorden stemmen niet overeen met zijn handelingen;
3. eenstemmig, van dezelfde mening zijn;
4. eensgezind zijn, het goed met iem. kunnen vinden, van hetzelfde gevoelen zijn: in één opzicht stemmen wij overeen.