Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oran’jeboom

betekenis & definitie

m. (...bomen), 1. boom van de familie der ruitachtigen (Rutaceae); — 2. in ’t bijz., de. gewone oranje (Citrus communis) met goudgele vruchten; in ons land als kasplant gekweekt. Soms ook voor sinaasappelboom (Citrus aurantium) ; — 3. (fig.) in toepassing op het Huis van Oranje: het groen van de Oranjeboom sloeg hier uit de wortel weer op (1813 ; Staring).

< >