(wachtte op, heeft opgewacht),
1. ergens staan wachten tot iem. komt: de gidsen die ons daarboven stonden op te wachten; — (in ’t bijz.) ontvangen met eerbewijzen : de adel wachtte hare Majesteit op ; — (met vijandige bedoeling) iemands komst afwachten om hem aan te vallen: drie kerels stonden hem op te wachten ;
2. iem. een beleefdheidsbezoek brengen.