m. (-len),
1. wat boven de grond gebouwd is, perceel (gebouw) zonder de grond;
2. alles wat boven op een stuk grond gebouwd, geplaatst, geplant is enz.; — recht van opstal, zakelijk recht om op eens anders grond gebouwen, werken of beplantingen te hebben;
3. (zelden) want en masten van een schip : de storm bonsde de schepen tegen elkander, dat romp en opstal kraakten (Tollens);
4. werktuig zoals het opgesteld, in elkaar gezet is ;
5. (Zuidn.) ergens zijn opstal hebben of houden, er verblijven, vertoeven; vaak in ongunstige zin, om er samenkomsten te houden gevaarlijk voor de goede zeden of de openbare rust.